Jonge kinderen leren wie ze zijn, door de ander. Ze spiegelen elkaar, voelen elkaar, reageren op elkaar — ook als ze daar nog niet de woorden voor hebben. Dat is prachtig, maar het kan ook verwarrend worden als een kind zijn emoties niet kan reguleren of uiten, en vervolgens meegaat in het gedrag van anderen. Vaak zien we dit bij jongens in de vorm van druk, ontregelend of clownesk gedrag. Maar onder dat gedrag ligt iets kwetsbaars. Iets wat aandacht vraagt.
Wanneer kinderen zich niet veilig voelen om hun binnenwereld te uiten, gaan ze zich aanpassen of reageren met gedrag dat eigenlijk niet van henzelf is. Zeker in groepen, zoals op school of in de opvang, ontstaat dan een soort emotionele besmetting. Eén kind is ontregeld, en de rest volgt – niet uit baldadigheid, maar omdat hun systemen nog geen stevig onderscheid kunnen maken tussen ‘dit voel ik’ en ‘dit voel jij’.
Van emotie naar gedrag: het domino-effect
Gedrag is besmettelijk. Eén kind dat overweldigd is — bijvoorbeeld omdat het zich afgewezen voelt of spanning van thuis meedraagt — kan via lichaamstaal en gedrag spanning overdragen op andere kinderen. Peuters en kleuters hebben nog geen stevig ‘ik-besef’ of ontwikkelde prefrontale cortex waarmee ze impulsen kunnen reguleren (Thompson & Goodvin, 2007). Ze laten zich leiden door het moment, de groep en de sfeer.
Wat je dan ziet:
- Groepsdruk zonder dat er sprake is van ‘bewust pesten’
- Kinderen die ineens meedoen aan druk gedrag, maar thuis verdrietig worden
- De verwarring van ouders: “Dit is mijn kind helemaal niet…” (“weet je waardoor je dat deed?” – “ik weet het niet…”)
Vanuit een lichaamsgericht perspectief is dit logisch. Wanneer een kind overspoeld raakt, verdwijnt het contact met het lichaam, en gaat het ‘mee in de buitenwereld’.
Kinderen voelen niet alleen mee, ze dragen ook mee
Over de energetische en lichaamsgerichte kant van emotionele overdracht
Kinderen zijn van nature open en sensitief. Hun zenuwstelsel is als een ontvanger die voortdurend informatie opneemt uit de omgeving. Niet alleen via woorden, maar vooral via lichaamstaal, spierspanning, ademhaling, blik en… energie. Ze voelen wat er speelt, ook als het niet uitgesproken wordt.
Als een ouder, leerkracht of ander kind onverwerkte emoties met zich meedraagt, kan een kind deze subtiel opnemen — zónder te begrijpen dat het niet van hen is. In lichaamsgericht werk zien we dit als een vorm van energetische overname. Het kind wordt letterlijk ‘vol’ van iets dat niet van hem of haar is. En omdat jonge kinderen nog geen duidelijke innerlijke scheidslijn hebben, komt die emotie in hun systeem terecht alsof het van henzelf is.
Wat er dan gebeurt:
- Het kind raakt in conflict met zichzelf (“ik voel me boos, maar weet niet waarom”)
- Het kind kan ontregelen, omdat het overspoeld raakt
- Of het past zich juist aan, gaat pleasen of sluit zich af
Vanuit een neurologisch perspectief verklaart Bruce Perry (2017) dat het jonge brein vooral reageert op non-verbale, onderhuidse signalen. Deze worden in het lichaam opgeslagen en beïnvloeden het gedrag, ook als het kind daar geen woorden aan kan geven. Van der Kolk (2014) beschrijft hoe het lichaam “weet” wat de geest nog niet heeft verwerkt, en hoe gevoelens en spanning zich kunnen nestelen in spieren, ademhaling en houding.
En het meest verwarrende?
Kinderen nemen deze emoties vaak over uit liefde of loyaliteit. Ze willen helpen, zorgen, of de ander ‘verlichten’. Zeker gevoelige kinderen, of kinderen die al vroeg hun voelsprieten hebben ontwikkeld, kunnen hierdoor gedrag laten zien dat helemaal niet bij hun eigen kern past.
Wat gebeurt er in het brein?
Vanuit neurobiologisch perspectief is dit gedrag logisch:
- De amygdala (waarschuwingscentrum) is snel geactiveerd bij prikkels.
- De prefrontale cortex, nodig voor remming en zelfregulatie, is nog in ontwikkeling tot ver na het tiende levensjaar (Siegel & Bryson, 2012).
- In stress schakelen kinderen automatisch over op overlevingsstrategieën: vechten, vluchten of bevriezen.
Bij jongens wordt dit vaak gezien als ‘baldadig’ gedrag, maar in werkelijkheid kan het een gemaskeerde stressrespons zijn (Perry & Szalavitz, 2017).
De rol van de ouder of begeleider
Wanneer een kind niet meer bij zichzelf is, is jouw lichaam het baken.
Lichaamsgerichte co-regulatie is dan essentieel: jij bent kalm, dus het kind mag ook weer kalmeren. Je ademhaling, toon, aanraking en aanwezigheid doen er toe.
Je helpt het kind om:
- Zijn eigen gevoelens te herkennen
- Te onderscheiden: wat is van mij, wat is van de ander?
- Terug te keren in zijn lichaam
Dat is geen trucje — dat is regulatie op diep niveau. Je leert een kind dat emoties niet gevaarlijk zijn, en dat het niet ‘mee hoeft te doen’ om erbij te horen.
Oefeningen voor ouder en kind samen:
Versterk het gevoel van “ik ben oké zoals ik ben”
Oefening 1: “De gouden cirkel”
Doel: het kind helpen voelen waar zijn/haar eigen ruimte begint en eindigt
Zo doe je het:
- Ga tegenover je kind staan of zitten.
- Zeg: “Stel je voor dat er een gouden cirkel om jou heen is. Daarin voel jij wat van jou is, en wat van de ander.”
- Laat je kind die cirkel met de armen tekenen in de lucht of op de grond lopen.
- Jij staat erbuiten en vraagt: “Mag ik dichterbij komen, of is het nu goed zo?”
Reflectie: het kind leert afbakenen, voelen, toestemming geven. En vooral: dat zijn of haar grens belangrijk is.
Oefening 2: “Terug naar je midden”
Doel: terugkomen in het lichaam na ontregeling
Zo doe je het:
- Zeg: “Voel je ergens in je lijf een warme plek? Of een plek waar het rustig is?”
- Help het kind om een hand daar neer te leggen.
- Doe samen drie ademhalingen naar dat punt toe.
- Je kunt er een beeld bij geven: een zonnetje in je buik, een zacht kussen in je hart.
Variant: doe dit samen voor het slapen of na een druk moment op school.
Oefening 3: “Wat is van jou, wat is van mij?”
Doel: leren voelen welk gedrag of emotie van jezelf is, en wat je misschien hebt overgenomen
Zo doe je het:
- Speel met gezichtsuitdrukkingen en houdingen. Jij speelt ‘druk’, ‘verdrietig’, ‘boos’.
- Vraag: “Voel jij dit ook? Of is dit van mij?”
- Laat je kind zelf ook een emotie spelen, en stel dezelfde vraag.
Dit traint: onderscheidingsvermogen, zelfbewustzijn, én spelend contact met emoties.
Literatuur
- Perry, B. D., & Szalavitz, M. (2017). The boy who was raised as a dog. Basic Books.
- Siegel, D. J., & Bryson, T. P. (2012). The Whole-Brain Child. Delacorte Press.
- van der Kolk, B. A. (2014). The Body Keeps the Score. Viking.
- Stern, D. N. (1985). The Interpersonal World of the Infant. Basic Books.
- Thompson, R. A., & Goodvin, R. (2007). Emotion regulation in early development. In Handbook of emotion regulation (pp. 173–186). Guilford Press.