Als je voelt dat jij ‘te veel’ was
Sommige kinderen voelen haarfijn aan dat hun bestaanswijze een risico is voor het systeem waarin ze opgroeien. Niet omdat ze ‘moeilijk’ zijn, maar juist omdat ze iets zien, voelen of weten dat het systeem liever ontkent.
Een kind dat voelt dat ze moet verdwijnen om te blijven bestaan, ontwikkelt een overlevingsstrategie die niet opvalt — en dat is misschien wel de meest uitputtende vorm van aanpassing.
Een voorbeeld: een meisje weet precies wanneer de sfeer omslaat, nog voordat iemand iets zegt. Ze wordt stil, voorzichtig, of doet overdreven vrolijk. Alles om te zorgen dat de boel niet escaleert. Zo ontstaat het patroon: ‘Ik ben veilig als ik niemand tot last ben.’
We denken bij trauma vaak aan zichtbare schade of heftige dynamieken, maar juist daar waar je onderhuids voelt dat wat niet gezegd wordt, dat is een voedingsbodem voor innerlijke zelftwijfel.
Subtiliteit is soms onveilig op een diepere laag
We denken bij trauma of disfunctionele gezinsdynamiek vaak aan zichtbare schade. Maar juist wat subtiel, verborgen of onbenoemd blijft, heeft een diep ontregelend effect.
Want als het stormt, kán je reageren. Als er geschreeuwd wordt, ís er in elk geval iets te duiden. Maar als onveiligheid zich verstopt in een blik, een verwachting, of een omgekeerde spiegel – het kind hoort dat het heftig reageert terwijl de ouder moe en emotioneel is – dan wordt het schemerig. Ongrijpbaar. En dat is een voedingsbodem voor innerlijke zelftwijfel:
“Was het echt zo?”
“Stel ik me aan?”
“Ben ik gewoon overgevoelig?”
In veel families is niet het drama het zwaarst, maar juist de onderstroom. De gevoeligheid die geen plek kreeg. De subtiliteit die té confronterend was voor de omgeving. Dan ontstaat het kind dat zich aanpast tot in het fijnstoffelijke — en daar vanbinnen aan onderdoor gaat.
Soms lijkt de heftige uitbarsting van een ander veiliger dan je eigen reactie laten zien. Want op de uitbarsting mag tenminste gereageerd worden. Die kent het systeem. Daar is een vorm voor. Maar als jij iets laat zien dat niemand durft te voelen, wordt het pas echt spannend. Dan kies je er misschien liever voor om niet te veel te zijn. Niet te veel te voelen. Dan maar de lieve, soms drukke, wijze of betweterige — als dat veiliger is dan ‘de andere die lastig doet’.
Wat er gebeurt in een gezin dat zichzelf niet kan dragen
In een overbelast of onveilig familiesysteem zijn het vaak de meest gevoelige kinderen die gaan dragen wat onderhuids speelt. Zij voelen, spiegelen en benoemen (soms met hun gedrag, soms met hun woorden) datgene wat niet uitgesproken mag worden.
Veelvoorkomende dynamieken zijn onder andere:
- Een ouder die zijn of haar onverwerkte pijn projecteert op het kind dat het dichtst bij komt.
- Een broer of zus die zich onbewust “verkeerd” voelt en afstand neemt, uit angst of jaloezie.
- Een kind dat zo afgestemd raakt op andermans emoties, dat het zijn eigen grenzen niet meer voelt.
- Hyperontwikkeling: kinderen die uitzonderlijk sociaal of wijs lijken, maar dat doen vanuit noodzaak.
In zulke gezinnen ontstaan rollen niet bewust, maar uit overleving. Het kind dat zijn eigen behoeften opzij zet, wordt ‘lief’ genoemd. Het kind dat zijn verdriet of onrust toont, wordt al snel ‘moeilijk’ of ‘druk’ gevonden. Deze labels – de rebel, de helper, de stille, de grappenmaker – worden vaak al jong toegekend, en vormen als het ware naamkaartjes die kinderen moeten dragen.
Ook onbewuste rivaliteit tussen kinderen komt veel voor: niet uit jaloezie, maar als gevolg van het vechten om erkenning en ruimte in een beperkt systeem. Wanneer één kind de ‘gevoelige’ rol krijgt en een ander de ‘lastige’, kunnen ze beiden onder druk komen te staan — niet als individu, maar als vertegenwoordiger van een groter geheel. Als het verschil tussen kinderen wordt benadrukt als probleem in plaats van voordeel, dan wordt deze rivaliteit in stand gehouden en zal dit doorwerken in toekomstige vriendschappen of relaties.
Wie word je in zo’n systeem?
We overleven in rollen, maar vergeten dat we ooit iemand waren vóór die rol.
We kunnen ook meerdere rollen aannemen, geuit in verschillende situaties.
Rol | Kenmerken | Innerlijke overtuiging |
De lieve zelfstandige | Draagt veel, voelt alles, past zich aan, vraagt weinig. | “Ik moet lief zijn om veilig te zijn.” |
De ‘lastige’ | Uit de spanning, wordt ‘vervelend’ of ‘negatief’ genoemd. | “Ik ben te veel, dus ik ben verkeerd.” |
De ‘drukke enthousiaste’ | Uit mogelijk onbewuste spanning of uit enthousiasme | “Ik moet mijzelf inhouden, anders ben ik te veel voor jou.” |
De concurrent broer/ zus | Reageert scherp of jaloers, is onbewust in strijd om bestaansrecht. | “Jij krijgt iets wat ik niet had.” |
De ijskoude broer/zus | Trekt zich terug, wordt cynisch of afstandelijk, vaak uit pijn of rivaliteit. | “Jij doet mij voelen wat ik niet wil voelen.” |
De projecterende ouder | Reageert op het kind vanuit eigen onverwerkt verleden. | “Jij raakt iets in mij dat ik niet kan dragen.” |
De toekijkende ouder | Wil de vrede bewaren, ontkent wat er speelt, verdedigt de andere ouder. | “Als ik niets zie, is het er niet.” |
Deze rollen zijn geen vaste waarheden, maar patronen die zijn ontstaan uit onveiligheid. We kunnen ook meerdere rollen aannemen, geuit in verschillende situaties. En: ieder draagt op zijn of haar manier. Ook degene die afstandelijk of kritisch reageert, doet dat vanuit een beschermingsmechanisme.
Wat neem je mee als volwassene?
De impact van dit soort patronen blijft vaak lang voelbaar – ook als het gezin allang achter je ligt.
- Je blijft je aanpassen aan de (onuitgesproken) grenzen van anderen.
- Je durft niet ‘groots’ te leven uit angst om afgewezen te worden.
- Je herhaalt de oude dynamiek in vriendschappen of relaties — vaak subtiel.
- Je bent bang dat je gezien wordt als betweterig, dramatisch of arrogant, simpelweg omdat je gevoelig of helder bent.
- Je wordt vermeden of gewantrouwd door mensen die voelen dat jij ‘door ze heen kijkt’.
- En in het ouderschap: de angst om zelf te projecteren, om dezelfde patronen door te geven.
Veel mensen herkennen ook een diep, lijfelijk gevoel van bevroren zijn – als gevolg van jarenlang inslikken, aanpassen, verduren. De angst om ‘weer’ te groot te zijn, te veel te voelen, of een ander onbedoeld te confronteren.
Je bent niet fout als je iets raakt bij een ander.
En nu? Ruimte maken voor wie je echt bent
De beweging naar heling begint bij erkennen. Bij zien dat je geen strijd hoeft te winnen, maar dat je eruit mag stappen.
Dat je niet fout bent als je iets raakt bij een ander.
Dat het niet jouw taak is om een systeem draaglijk te houden dat jou niet kon dragen.
En dat je daarom jezelf bent gaan afwijzen, in plaats van het systeem.
Wat hierbij kan helpen:
- Het verschil leren voelen tussen je overlevingsdeel en je wezenlijke deel.
- Wat is van mij — en wat was van hen?
- Welke rol speel ik nog steeds… en wil ik dat eigenlijk nog?
- Compassie ontwikkelen voor alle rollen, ook de pijnlijke.
- Ruimte maken voor je grootsheid én je kwetsbaarheid, zonder je kleiner te maken voor een ander.
- Bewust taalgebruik naar je kinderen: geen labels meer zoals ‘de drukke’, ‘de helper’, ‘de clown’.
Zoals ik mijn kind wel eens hoor zeggen “Ik ben gewoon Atlas.”
“Je wezenlijke deel is wie je bent als je niet hoeft te overleven. Het is de kern van jou, die al bestond voordat je leerde je aan te passen.”
Ter afsluiting
Misschien hoeven we niet alles te begrijpen.
Misschien is het genoeg om te voelen wat dit met je gedaan heeft.
Ritueel idee voor (innerlijke) kinderen:
Maak kleine kaartjes met alle labels die je ooit hebt meegekregen (door ouders, leraren, broers/zussen…). Lees ze hardop. Voel wat elke naam met je doet. Gooi de kaartjes één voor één van je af — letterlijk. Zeg: “Ik heet… [je eigen naam]. Dat is genoeg.”
Deze blog is gebaseerd op persoonlijke ervaringen en uit de praktijk; systemische inzichten en lichaamsgericht bewustzijnswerk. De nuances en gelaagdheid zijn mede gevoed door gesprekken en reflectie op collectieve patronen in gezinnen. Heb je behoefte aan bronnen, verdiepende literatuur of suggesties rondom energetisch of systemisch werken? Laat het weten, dan denk ik graag met je mee.
Hieronder alvast een paar suggesties.
Over systemische familiedynamieken:
- Franz Ruppert – Symbiose en autonomie / Trauma, angst en liefde
- Over de impact van vroegkinderlijk trauma op zelfbeeld en relaties, inclusief parentificatie en projectie.
- Els van Steijn – De fontein, vind je plek
- Praktische uitleg over je plek in het familiesysteem en de invloed daarvan op je volwassen leven.
Over trauma en overlevingsdelen:
- Bessel van der Kolk – The Body Keeps the Score / Traumasporen
- Over de neurobiologie van trauma en hoe vroegkinderlijke ervaringen zich vastzetten in gedrag en lichaam.
Over labels, kinderen en projectie:
- Alice Miller – Het drama van het begaafde kind
- Klassieker over hoe kinderen hun authenticiteit opofferen om liefde te behouden.
Over (hoog)gevoeligheid en zelfbeeld:
- Imi Lo – The Gift of Intensity / Emotional Sensitivity and Intensity
- Voor mensen met diepe gevoeligheid, hun positie in het gezin en de wereld.